Technisch bepaalde vormgeving

Een technische uitvinding heeft soms ook een fraaie vorm. Andersom zit aan een fraaie vormgeving soms ook een technisch snufje. Hoe bepaal je in deze gevallen op welke aspecten de focus van de bescherming dient te liggen? Is een octrooi (= patent) noodzakelijk voor het beschermen van je uitvinding, of een modelrecht? Of misschien wel beide?

Grijs gebied

Ik was onlangs bij een bijeenkomst van vakgenoten waar dit onderwerp centraal stond. Op zich lijkt er een duidelijke scheidslijn te zijn: het modelrecht is voor vormgeving en het octrooirecht is voor technische uitvindingen. Het blijkt in de praktijk soms lastig te bepalen of vormgeving wel of niet technisch van aard is. Een grijs gebied dat bij cliënten dikwijls voor verwarring zorgt.

Het is belangrijk om de juiste beschermingsvorm te (laten) kiezen voor een product dat zowel design- als technische elementen heeft. Je wilt bij een onverhoopt conflict namelijk niet te horen krijgen dat bepaalde aspecten van je uitvinding niet goed beschermd zijn. Rust op jouw uitvindingen wel de juiste bescherming? Hoe controleer je dat? Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden geef ik hierbij enkele punten om op te letten bij het kiezen van de juiste bescherming.

Is mijn vormgeving technisch bepaald?

Het modelrecht geeft een recht op vormgeving, zolang die niet technisch bepaald is. Dit betekent dat alle functieloze en artistieke vormgeving in principe onder het modelrecht valt. Wat bepaalt dan of vormgeving technisch bepaald is?

Vormgeving is technisch bepaald als de te beschermen vormgeving een bijdrage levert aan een technische functie. Kort gezegd: op het moment dat de vormgeving gemaakt is om het voorwerp een bepaalde technische functie te laten vervullen, dan is er geen bescherming via het modelrecht mogelijk.

Een voorbeeld is het onderstaande kabelblok, waar de rechter onlangs over heeft bepaald dat alle kenmerken een technische functie hebben, en dat het modelrecht dat hierop rustte daarom niet geldig was. In dit geval was de gekozen beschermingsvorm dus niet toereikend.

Het belangrijkste argument van de rechter was dat mogelijke alternatieve vormgeving voor dit product niet meer zou inhouden dan een toevoeging van een (technisch gezien) zinloos element, dat bovendien extra kosten met zich mee zou brengen.

Het komt ook voor dat slechts bepaalde onderdelen van vormgeving als technisch bepaald worden gezien. De Lamzac van Fatboy was een voorbeeld hiervan.

De rechter oordeelde dat de ingang waar lucht naar binnen wordt gelaten om de zitzak op te blazen technisch bepaald was. De rest van de vormgeving kende genoeg ontwerpvrijheid om aan de concrete vormgeving van de Lamzac modelrecht toe te kennen. In dit geval was er meer dus meer vormgeving met ontwerpvrijheid dan puur technische vormgeving, zodat het modelrecht als geheel geldig bleef. Alleen op de vormgeving van de ingang kon geen modelrecht rusten.

Techniek met een mooie vormgeving

Alle uitvindingen op het gebied van de techniek zijn vatbaar voor octrooi, met uitzondering van “esthetische vormgevingen”. In feite is dit min of meer het omgekeerde van de modelrecht-definitie “alles, behalve technischevormgevingen”. Is het esthetisch, dan is het een modelrecht; is het technisch, dan is het octrooirecht (= patent).

Anders dan bij modelrecht, is er bij een octrooiaanvraag zelden een discussie of de uitvinding nu wel of niet technisch is. Dit komt omdat ook producten die gekenmerkt worden door een vernieuwend uiterlijk bijna altijd technische kenmerken hebben, die in de octrooiaanvraag kunnen worden omschreven. Echter, als het vernieuwende alleen in het uiterlijk ligt en niet in het technische van het product, is het de vraag of er octrooi op dat product kan worden verkregen. Om octrooi op een product te krijgen moet het namelijk (technisch) nieuw en inventief zijn, ofwel het mag technisch niet voor de hand liggen.

Conclusie – Vormgeving of techniek?

Als je een product hebt ontwikkeld en je wilt vooral niet dat een concurrent het uiterlijk van dat product kopieert, dan zou modelbescherming niet mogen ontbreken. De vraag of de keuze voor modelrecht in een bepaald geval afdoende is, is een lastige vraag. Pure, “zinloze” vormgeving valt zonder twijfel onder het modelrecht, maar op het moment dat een voorwerp ook een bepaalde functie heeft, een slimmigheidje bevat, of als de techniek van het product een concurrentievoordeel verschaft los van het uiterlijk van het product, dan is het raadzaam om de hulp van een expert in te roepen. Er kan dan bekeken worden welke delen onder welk recht zouden vallen en op welke wijze dit beschermd kan worden. Het een sluit het ander overigens niet uit. Op één en hetzelfde product kan op zich prima octrooi- en modelbescherming rusten.

Als je je afvraagt hoe dit geregeld is met je bestaande vindingen, of als er vragen zijn over een vinding waar je op dit moment aan werkt, aarzel dan niet contact op te nemen.


Deel dit artikel op Facebook

of LinkedIn


Commentaar/opmerkingen